Post Description
De Tweede Wereldoorlog - De Bevrijding
Op een hele warme zomerdag in 1944 lag ik aan de oever van de Orne in Normandië te kijken hoe de kanonnen van mijn divisie een fraai, door de Duitsers bezet chateau op de andere oever aan puin schoten. Een stadje in de buurt, Thury-Harcourt, werd ook "onder handen genomen". Niettemin is er sinds het eind van de oorlog een hechte band blijven bestaan tussen de burgers van Thury-Harcourt en de veteranen van mijn divisie. Van Franse zijde hebben we steeds een enorme gastvrijheid ervaren, plus een steeds weer benadrukt besef van dankbaarheid. Al hebben we hun huizen aan puin geschoten, ze weten nog steeds heel goed dat we hen ook van de vijand hebben verlost.
Vrijwel iedereen in de Brits-Amerikaanse bevrijdingslegers zal een dergelijke reactie hebben verwacht. Wat was redelijker om te veronderstellen dan dat de Fransen hun bondgenoten, die hun na verbitterde gevechten en enorme verliezen de vurig verbeide vrede hadden gebracht, bras dessus bras dessous zouden inhalen, als kameraden. Helaas bleek dit maar al te vaak een illusie: er was veel waarvan we als eenvoudig soldaat in 1944 niets wisten.
Zo waren we geheel onkundig van het bestaan van een ondergrondse sectie van De Gaulles hoofdkwartier in Londen; van een parallel, maar volkomen anti-Gaullistisch netwerk onder auspiciën van de geheime organisatie die de Britse contacten met de verzetsbewegingen onderhield; van de honderd procent op Moskou georiënteerde en duidelijk anti-Angelsaksische gezindheid van de betrouwbaarste, doeltreffendste en zelfstandigste Franse verzetsbeweging. De levendige beschrijving in dit boek, dat in Amerika is geproduceerd, van de meedogenloze communistische machtsgreep in Parijs, is een verhaal waar wij bevrijders toentertijd niets van wisten.
Evenmin hadden we er een flauw vermoeden van dat De Gaulle, wiens retourtje Frankrijk gekocht was met onze overwinningen in Normandië, vervuld was van rancune jegens zijn bondgenoten, jammer genoeg hadden we geen kijkje kunnen nemen over de schouder van Alexander Cado- gan in het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken toen hij de gebeurtenissen van de dag vóór D-day, 5 juni 1944, in zijn dagboek becommentarieerde. "Het is net een meisjesschool. Roosevelt, Churchill en — eerlijk is eerlijk — De Gaulle gedragen zich stuk voor stuk als bakvissen."
Maar de eerlijkheid gebiedt óók te zeggen dat De Gaulles rancune niet geheel ongerechtvaardigd was. Niemand symboliseerde méér de vechtlust van het Franse volk, maar toch beschouwden zijn bondgenoten hem nooit als hun gelijke. Zeker, hij was arrogant, koppig en lichtgeraakt, met een ongefundeerde achterdocht ten aanzien van de uiteindelijke bedoelingen van de Engelsen en Amerikanen. Dat neemt echter niet weg dat Ghurchill en Roosevelt soms wel wat erg weinig begrip voor hem konden opbrengen.
Roosevelt was de aanstichter. Hij ontwikkelde niet alleen een ziekelijk antipathie jegens de Generaal, maar verdacht hem er ook van Frankrijk na de bevrijding een militaire dictatuur te willen opleggen. Roosevelts vijandschap was zo onverzoenlijk dat zelfs het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken aan zijn werkelijke bedoelingen begon te twijfelen. De Gaulle zelf maakte zich geen illusies: hij was ervan overtuigd dat de Amerikaanse president hem opzij wilde schuiven ten gunste van een marionet a la Pétain, die Frankrijk tot een satelliet van Amerika en de Franse koloniën tot wingewesten van het Amerikaanse zakenleven zou maken.
Wanneer De Gaulle hier tegenover de Britten op zinspeelde, werd dat door hen onveranderlijk als een typisch staaltje Gaullistische paranoia van tafel geveegd. Maar eind 1943 waren er heel wat die inmiddels van De Gaulles gelijk overtuigd waren geraakt. Zoals een medewerker van Buitenlandse Zaken opmerkte: "Geen rook zonder vuur."
Hoe dat inzicht precies is gegroeid, ligt versluierd in de dossiers van het ministerie. Maar zeker is, dat de Engelsen hun bedenkingen hadden ten aanzien van admiraal Wiliam Leahy, chef-staf van het Witte Huis en voormalig ambassadeur bij de Vichy-regering. Leahy's sympathieën voor het collaborateursbewind van maarschalk Pétain waren genoegzaam bekend en de Britten verdachten hem ervan, "bemoedigende berichten" aan Vichy door te spelen.
Of Roosevelt al dan niet van die boodschappen afwist, blijft onduidelijk. Maar in april schreef Gadogan over de president: "Ik moet aannemen dat hij niet weg is van Vichy, al ben ik ook niet helemaal van het tegendeel overtuigd." In juni 1944 vond Gadogan Roosevelts houding ten aanzien van de Franse kwestie zelfs zo "merkwaardig... dat ik ervan overtuigd ben dat hij onderhands een overeenkomst heeft gesloten met maarschalk Pétain".
Sir Anthony Eden, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, deelde dit politieke inzicht, dat niet werd ingegeven door enige persoonlijke sympathie voor De Gaulle.
Formaat: Pdf
Veel leesplezier!!!
Comments # 0